Tijd is een cruciale factor bij de ontwikkeling van ouderonthechting.
De meeste kinderen wonen na een scheiding bij de moeder, maar co-ouderschap komt steeds vaker voor; een beschermende factor tegen ouderonthechting (Kalmijn 2015). De ouder waarbij het kind woont, spendeert de meeste tijd met het kind. In gevallen van ouderonthechting is de buitengesloten-ouder dan ook vaak een vader.
Maar ook moeders worden (toenemend) buitengesloten.
Ander onderzoek van Kalmijn (2018) geeft aan dat inmiddels volwassen kinderen van ouders die in de vorige eeuw zijn gescheiden, vaak contactverlies rapporteren: 20% heeft het contact verloren met hun vader en 5% met hun moeder.
In ernstige gevallen breidt ouderonthechting zich uit en wordt ook het contact tussen het kind en de familie (en vrienden) van de buitengesloten ouder verbroken.
Het effect van buitengesloten zijn is enorm.
De buitengesloten-ouder verliest niet alleen een kind, maar ook de sociale status die gekoppeld wordt aan 'een liefdevolle ouder zijn' (of opa's en oma's verliezen de status van liefdevolle grootouders zijn, enzovoorts).
Een buitengesloten-ouder vertelde mij "ik wil niet als loser gezien worden".
Dat maakt dat buitengesloten-ouders vaak schromen om erover te praten: het is stigmatiserend. Andere mensen hebben immers al snel hun mening klaar. Waar rook is, is vuur. Het gevoel met niemand over de pijn en het verdriet te kunnen praten, leidt tot eenzaamheid.
Omdat alles wat een buitengesloten-ouder probeert om weer contact met het kind te krijgen, lijkt te mislukken, ontstaat een gevoel van hopeloosheid.
Het contact (als dat er nog is) met het kind verloopt ook anders.
Het is "op eieren lopen". Vooral niets doen dat het kind boos maakt, onmachtig om het kind op te voeden en te begrenzen, zien deze ouders dat de kinderen (en op afstand de coalitie-ouder) de controle overnemen. Dat terwijl het gedrag van kinderen (gedrag dat zij vertonen om thuis bij de coalitie-ouder weer veilig te zijn) erop gericht (lijkt) te zijn om de buitengesloten ouder te kwetsen.
Het sociale stigma wordt verder versterkt doordat onze regelgeving en de hulpverleners (vaak) niet weten hoe met ouderonthechting om te gaan. In het rapport van het Expertteam dat in 2021 is uitgekomen, geven we daar aanwijzingen voor.
Het enorme verdriet kan leiden tot depressie en angst (o.a. Baker e.a., 2014, 2016). De buitengesloten-ouder raakt zo in het web verstrikt, dat hij of zij zelfs vergeet wat een mooie band het kind vóór de scheiding met de ouder had.
Als de coalitie-ouder (of het kind) zover gaan dat de buitengesloten-ouder valselijk beschuldigd wordt van mishandeling, misbruik of verwaarlozing, dan zijn de gevolgen immens (o.a. Kruk, 2010).
De relatie met het kind raakt dan geheel verstoord.
Enorme isolatie ontstaat als de instanties niet inzien dat de beschuldigingen niet waar zijn en de valselijk beschuldigde ouder niet beschermen. Als gerechtelijke onderzoeken daarentegen de onschuldige ouder brandmerken als kindermishandelaar dan verliest de buitengesloten-ouder zijn menswaardigheid.
De reputatie en de relatie met de buitenwereld worden vernield (o.a. Van Leuven 2010).
Wat is nodig om dit op te lossen?
In elke ouderonthechtingssituatie geven kinderen aan, terwijl ze daar geen gegronde reden voor hebben, minder of geen omgang meer met de buitengesloten ouder te willen. Hierbij is van belang dat we dat we onderscheid maken tussen wat het kind zegt en wat het kind écht wil. We kunnen immers niet in het hart van het kind kijken en weten dus alleen wat het kind zegt. Als het kind een loyaliteitsconflict ervaart, kan het immers soms niet meer echt zeggen wat het wil. Om dit te keren dient het kind niet langer belast te worden met gedrag van een ouder dat leidt tot een loyaliteitsconflict.
Tegelijkertijd is iedere situatie weer anders, speelt er een andere dynamiek. Om úw situatie op te kunnen lossen, is het nodig dat uw hulpverlening of advocaat de signalen van ouderonthechting herkent.
Er dient onderzoek gedaan te worden door een professional die deze signalen ook kan herkennen. Dat onderzoek dient inzicht te geven in een aantal specifieke kenmerken.
Vanuit dit onderzoek dient te worden aangegeven wat nodig is in úw situatie om het probleem te keren.
Wat kunt ú doen om de problematiek te keren?
Omdat iedere situatie een eigen specifieke dynamiek kent, is het van belang te achterhalen welke reden uw kind of uw ex-partner aangeeft voor de omgangsbelemmering. Een reden die gegeven kan worden is dat het kind bang is omdat de buitengesloten ouder boos wordt. Een andere reden kan bijvoorbeeld zijn dat de buitengesloten ouder niet goed voor het kind zorgt, het te laat naar bed brengt, of geen gezond eten geeft. Clawar & Rivlin beschrijven in hun boek Children Held Hostage hoe die redenen (zij noemen dat het thema) zich vaak gedurende de jaren in zwaarte ontwikkelen (van minder erg naar steeds erger). Het achterhalen van de ontwikkeling van deze redenen is belangrijk voor herkenning van de dynamiek.
Als u nog omgang heeft met de kinderen, zal u merken dat de kinderen soms heel boos op u kunnen zijn. Soms verwijten de kinderen u van alles. Het is een normale menselijke reactie om hetgeen de kinderen u voor de voeten gooien, te ontkennen als u meent dat het niet (zo) gebeurd is als de kinderen u schetsen. Toch helpt dat niet, het wordt dan al snel een welles-nietes gesprek. Uw kind heeft namelijk aan de ene kant gehoord dat hetgeen ze u verwijten waar is, en van u horen ze dat het niet waar is. Met twee tegenstrijdige waarheden van beide ouders kunnen zij niet omgaan. Indien u uw waarheid ongevraagd deelt met uw kind, zal het dit kunnen ervaren als het zwart maken van de andere ouder. Dat is wat u wilt voorkomen, immers dan wordt het kind ook door u in een loyaliteitsconflict gebracht.
Uw kind zal zelf de eigen waarheid moeten gaan vinden.
Amy Baker heeft uitgelegd hoe u wel kan reageren.
Kort samengevat: het is belangrijk om het gevoel dat uw kind u laat zien bij het uiten van het verwijt te benoemen. Bijvoorbeeld als het kind zegt: U heeft mij nooit een flesje gegeven toen ik baby was, en het kijkt daar boos bij, dan kunt u dat benoemen. Uw reactie kan dan zijn: "als ik geloofde dat mijn moeder/vader mij nooit een flesje had gegeven toen ik baby was, dan zou ik ook heel boos zijn". U laat het dan hierbij. Wat nodig is dat uw kind zichzelf gaat afvragen wat er echt gebeurd is. Of dat het aan u vraagt: "maar hoezo, is het dan niet waar soms"? U kunt dan aan uw kind vragen of u mag uitleggen hoe u het zich herinnert. Als uw kind instemt, kan u bijvoorbeeld vertellen dat u wel degelijk vaak een flesje heeft gegeven.
Als u geen omgang meer heeft, dan is het van belang dat uw hulpverlening of advocaat de signalen in uw situatie herkent. U heeft dan de hulp nodig zoals hierboven beschreven.
Graag verwijs ik u ook naar*: